1Petrus 1:8-16
Samenvatting
Als je een diploma wilt halen, moet je daar wat voor doen. In ons ‘gewone’ leven, vinden we dat vanzelfsprekend. We formuleren doelen, moeten er voor werken, en evalueren de doelen. Het mooie daarvan is dat je weet wat je te doen hebt, en ook waarvoor je het doet. Ook al zijn de stapjes erg klein, uiteindelijk komt het uit bij het doel wat je voor ogen hebt. Dat is zo met elke route die je gaat. Zouden we als christen ook een doel en tussenstappen kunnen formuleren? Voor Petrus is dat geen vraag. In vers 9 staat dat het einddoel van ons geloof de zaligheid van onze ziel is. Petrus schrijft in zijn zendbrief aan jonge christenen, die in toenemende mate niet worden begrepen door hun buren en collega’s. Juist aan hen schrijft hij voor: het doel van je geloof is de zaligheid. Je bent op weg naar een vaderland. Als je de brief van Petrus leest, moet je vasthouden aan de gedachte dat Petrus een doel heeft. We zijn uiteindelijk op weg naar de zaligheid. In de preek gaat het over dingen die uiteindelijk allemaal te maken hebben met het bereiken van ons doel. Om dat doel te bereiken, moet je wel in actie komen. Als je christen bent, wordt je door God ingeschakeld. Toen Israël werd verlost uit Egypte, vroeg God het volk de Tien Geboden te gehoorzamen.
Misschien vinden we in actie komen wel lastig. Dat blijkt ook uit de brief van Petrus. Iets willen bereiken vanuit het geloof is niet zo vanzelfsprekend. Achter elkaar beschrijft Petrus dingen die we als christen moeten doen. Dat zegt hij met het oog op het einddoel. We kunnen niet alle aansporingen nagaan, maar we gaan over de volgende drie aansporingen nadenken:
- Wees verstandig (vers 13)
- Wees gehoorzaam (vers 14)
- Wees heilig (vers 15 en 16)
Het begint met het verstand. Opdracht één is: houd je verstand er bij. In onze cultuur lijkt het alsof geloof en wetenschap tegenover elkaar staan. De gedachte heerst dat je op de universiteit je geloof kwijt kunt raken. Als je met de wetenschap aan de slag gaat, is het maar de vraag wat er van het geloof over blijft. Er zijn heel wat studenten die het geloof kwijt raken tijdens de studie. Je loopt het risico dat je meer begrijpt van de wetenschap, dan van de Bijbel, van God en geloof. Het geloof is een ingewikkeld verhaal, je krijgt het nooit helemaal sluitend. Dan bestaat het gevaar dat je verstand in de weg gaat zitten van het geloof. Petrus heeft het over het omgorden van de lendenen van het verstand. Als je je kleren laat hangen, dan struikel je onderweg. Je verstand kan op zo’n zelfde manier je geloof in de weg zitten. Petrus zegt dus: laat je niet hinderen door je verstand. Stop niet met denken als je bezig bent met de wetenschap, blijf er bij met je verstand. De wetenschap gaat uiteindelijk niet verder dan de horizon. Achter de horizon is echter nog veel meer te ontdekken dan je zou verwachten. Het ligt voor de hand dat, als je onderzoek doet naar de natuur, je uitkomt bij verwondering over de schepping. Zo is de wetenschap ook begonnen!
Opdracht twee is: Word als gehoorzame kinderen niet gelijkvormig aan de begeerten die er vroeger in de tijd van uw onwetendheid waren. Het gaat er hier vooral om dat je niet opnieuw toegeeft aan je begeerten. Op zichzelf is een verlangen niet verkeerd. Maar als je de Tien Geboden kent, weet je dat het laatste gebod ‘Gij zult niet begeren’ is. Wij zijn geneigd om dingen en mensen te willen hebben. Mág je eigenlijk wel begeren? De Joden gaan op een heel andere manier met de schrift om. Zij praten over God en de geboden van God op een veel luchtigere manier dan wij. Zij interpreteren het tiende gebod anders. ‘Gij zult niet begeren’ – dat kan niet. De begeerte komt vanzelf naar boven. God vraagt van ons geen onmogelijkheden. Joden leggen dit als volgt uit: het gaat niet zo zeer om de begeerte die bij je boven komt, maar dat wat je doet met die begeerte. Als je leeft uit onwetendheid, weet je ook niet beter. Dan is de begeerte je norm. Zo zit onze huidige maatschappij ook in elkaar: je kunt liefde kopen, aandacht, macht. Petrus zegt echter: je bent nu een kind geworden van je Vader. Je Vader is de norm geworden. Als je een goede relatie hebt met je vader, wil je graag doen wat hij van je vraagt. Als je christen bent, wil je niet je begeerte gehoorzamen, maar wil je je vader gehoorzamen. Dat lukt ook niet altijd, dat kost strijd.
Opdracht drie: Wees heilig. Hoe houd je de focus vast op de Vader? Petrus zegt: dat kan alleen maar als je je realiseert dat je geroepen bent door God Zelf. Heilig zijn heeft als snel de betekenis van ‘schijnheilig’. De eerste betekenis van heilig is ‘gescheiden gezet van’. Het beste voorbeeld hiervan is God zelf. Hij is zó anders dan wij, hij is zo goed, liefdevol en puur. Als je gelooft in God, hoor je ook een beetje bij God. Dan wil je doen wat Hij van je vraagt. Daarom zegt Petrus ook aan het begin van de brief dat hij deze schrijft aan de vreemdelingen. We zijn apart gezet van de mensen om ons heen, daarom hebben we ook een roeping in dit leven. We horen niet bij de wereld, we zijn niet van onszelf, we horen bij God.
Een andere betekenis van heilig is ‘toegewijd zijn aan’. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de priesters in het Oude Testament. Een nog duidelijker voorbeeld is Jezus zelf, die naar de aarde kwam om God en de mensen te dienen.
Hoe krijg je het voor elkaar om gescheiden en toegewijd te leven? Je roepingsbesef is je beste motivatie om heilig te leven. Het feit dat je weet dat je niet jezelf apart hebt gezet van de mensen om je heen, maar dat God dat heeft gedaan. Hij heeft gezegd: Ik ben heilig en ik heb jou geroepen bij je naam. Een teken daarvan ontving je bij de doop. God vraagt je om je leven te besteden in Zijn dienst. Wees heilig, want Ik ben heilig. God roept je hiertoe op met het oog op het doel. Omdat je bij God moet uitkomen.
We hebben het gehad over het doel van je leven, een erfenis die op je wacht. De zaligheid op zichzelf is genade, maar van Petrus krijgen we wel een aantal opdrachten mee. Wees verstandig, wees gehoorzaam (niet aan je begeerten, maar aan je Vader), wees heilig, want Ik ben heilig. Hij heeft je geroepen om uit te zenden in Zijn dienst. Amen.