1 oktober 2023

De afgoderij voorbij – hoe werkt dat?

Predikant:
Bijbeltekst: Exodus 19:1-6
Dienstsoort:

Samenvatting

 

De oorspronkelijke bedoeling was dat God, ik en de naaste met elkaar in liefde zouden leven. Daarna is de zondeval gekomen, waardoor ons “ik” in het centrum staat: ik wil als God zijn. We weten niet goed meer wat we met God moeten: soms geven we God wat meer ruimte, maar op andere momenten proberen we God uit ons leven te houden. Ten opzichte van onze naaste zijn we gereserveerd of we laten ze links liggen als het ons zo uitkomt. De naaste liefhebben als onszelf lukt ons door de zondeval niet.

 

Ons leven is gevuld met allerlei dingen die op zich wel goed kunnen zijn, maar ons leven kan er zo mee vervuld zijn dat het alleen maar om onszelf draait en niet meer om God en onze naaste. Dat is zonde. Zoals Jacobus zegt, dienen we eerlijk in deze spiegel te kijken. Als wij alleen onszelf op het oog hebben zijn we niet op God gericht. Dat krijgen we niet veranderd door te proberen om beter te leven of minder zonden te doen: daar wordt de verhouding tussen God en mij niet door hersteld. De enige manier om de zondaar te veranderen is dat Jezus ons hele zondige bestaan aan het kruis heeft geslagen. Wij dienen te zien op het kruis, waar Christus in plaats van ons hangt. Wij zijn met Hem de dood in gegaan, maar ook met Hem opgestaan. Dat gebeurde toen wij nog zondaren waren. Jezus heeft ons gered door Zijn genade. We mogen ons aan Hem overgeven en van het Zijne leven. Geloven is alleen maar je laten lieven door God. Niet wij hebben Hem niet liefgehad, maar God heeft ons lief gehad opdat wij zouden leven door hem. Dat is het evangelie waar we uit mogen leven. We mogen zingen van Zijn liefde. Voor ons is het wennen om weer uit liefde te leven, want bij ons kunnen er zo vaak gaten in vallen. Het grote gebod is het gebod van de liefde. Wij mogen ons verliezen in Zijn liefde.

 

Het gebod is niet bedoeld om je een beetje op te lappen, maar om te leven uit de liefde van Christus. Daarom wordt de wet in de Heidelbergse Catechismus behandeld bij het stuk van de dankbaarheid. Het begint bij het eerste gebod: geen andere goeden. God dient dus nummer 1 voor ons te zijn. Na de uittocht uit Egypte (verlossing), krijgt het volk van Israel de wet, zodat men leert hoe men met God en met de naaste dient om te gaan. Het is ervoor om te zorgen dat we niet leven naar wat in ons hart opkomt, maar naar wat uit Gods hart komt. Nu vindt nog de strijd plaats tussen vlees en geest (Romeinen 7). Als we van God zijn, zijn we nog geen ander mens (wel van een Ander geworden). In de catechismus staat daarom ook dat de enige troost in leven en sterven is dat we niet meer van onszelf, maar het eigendom van Christus zijn (dus niet dat we hier al een ander mens  zijn). Onze dankbaarheid voor de verlossing begint met het gebed, gevolgd door de wet.

 

De Heilige Geest wil de wet uitwerken in ons hart en leven. Bij het volk van Israel (onder het oude verbond) bleek dat dit heel hardnekkig was, want het ging telkens weer verkeerd.  Het begint bij het eerste gebod: geen andere goden. Dat betekent dat we op moeten houden met van alles nog wat op de eerste plaats te zetten. Van alles en nog wat kan voor ons een afgod worden. We moeten God op nummer 1 zetten. Buig voor Hem elke morgen en geef Hem alle eer. Vraag aan God of Hij je leidt in Zijn wegen, zodat Hij het te zeggen heeft in ons leven. Dat dienen we ook te doen als we er niet zoveel zin in hebben. In Johannes 15 vers 4 staat “blijf in Mijn en Ik in u”. Daar mogen we om vragen/bidden en dan zal het ook gebeuren. God is mijn één en al: mijn lof, mijn lied en mijn leven. Uiteindelijk zal God ons werk afmaken, zodat we volmaakt zullen zijn in Hem.

Categorieën