ds. F. Maaijen Handelingen 2:5
Samenvatting:
Tekst voor de verkondiging: Handelingen 2 vers 5
- Nu woonden er Joden in Jeruzalem, godvrezende mannen uit alle volken die er onder de hemel zijn -
Samenvatting
U zou het vreemd vinden als er ergens zou staan: En in Rotterdam woonde ook een groep Nederlanders. Dat is toch vanzelfsprekend of ... opmerkelijk? Wat betekent onze tekst voor het Pinksterfeest? Je leest er steeds overheen, die opsomming van alle volken vestigt meer de aandacht op zich. Maar het blijken allemaal Joden te zijn, mensen van het volk Israel. Alleen mensen die er vanuit hun bestuursfunctie als vreemdeling, Romein, moeten zijn, waren geen Jood.
Jaarlijks komen alle gelovigen naar Jeruzalem, overal vandaan. Deze Joden zijn niet op pelgrimsreis, maar wonen in de stad. Ze horen die vissers in hun eigen taal spreken, ze zijn verbaasd en verwonderd. Als Jezus op zijn lijdensweg loopt, houden de soldaten Simon van Cyrene aan, een land bij Libië. Hij komt van zijn akker, misschien zijn eigen graftuin wel. Op die plek wil hij begraven worden.
Veel Turken en Marokkanen willen in hun moederland begraven worden. Deze Joden willen wonen en begraven worden in Jeruzalem. In Egypte en Babel hebben veel Joden gewoond, ze leefden daar en hadden het naar hun zin. In het hele Romeinse Rijk zijn steden waar synagogen zijn, Paulus gaat daar ook vaak eerst heen. Ook nu wonen Joden over de hele wereld verspreid. Maar ze hebben allemaal dezelfde wens: begraven worden in Jeruzalem.
In 1957 was de Zesdaagse Oorlog. Jeruzalem werd bevrijd, de stad was weer open voor de Joden, ze konden er weer begraven worden.
De Joodse mannen uit onze tekst worden genoemd: godvrezend. Een bijzonder moment in de heilsgeschiedenis wordt vaak met godvrezende mensen gemarkeerd; denk aan Simeon en Anna, Zacharias en Elizabeth. Wat is godvrezend zijn? Het heeft niets te maken met ‘bang zijn’. Het zijn mensen met liefde en ontzag voor de Heere. Wordt het van jou/ u opgemerkt? De woorden liefde en ontzag horen bij elkaar, we moeten ze niet losmaken.
De Joden, waarover het in onze tekst gaat, zijn gewone mensen net als jij en ik. Calvijn zegt: Uiteindelijk heeft God in alle kerken zijn kinderen. Dus ook in Israël zijn mensen die de Zaligmaker kennen. In Romeinen zegt Paulus dat een groot deel van Israël is verhard, maar ‘er is een klein overblijfsel dat de Heere liefheeft’. Zo is het ook nu; er zijn nog mensen die in liefde en ontzag voor Hem leven.
De grote pinkstertekenen van vuur en wind gaan over het tempelplein. En deze godvrezende joodse mensen van over de hele wereld zeggen: wij horen de discipelen in onze taal spreken van Gods grote werken zij merken Zijn werk op. Letten wij op Gods stem, herkennen wij die?
De Joden, waar ze ook vandaan komen, spreken Aramees. De discipelen kennen die taal ook. Maar juist op dit moment horen ze hun eigen vertrouwde taal spreken. Dit betekent dat God gaat spreken over de hele aarde, iedereen zal horen van Gods heerlijke naam. Het evangelie wordt verspreidt vanuit Jeruzalem tot aan de einden van de aarde.
Ook de Romeinen en de heidenen, die tot geloof zijn gekomen, horen van Gods grote werken. En zo is het ook nu in Rotterdam, wij horen van Gods Zoon en de Geest, tot onze zaligheid.
In geloof mogen we in ontzag en liefde voor Hem leven. De Heere zal eeuwig alle lof en eer ontvangen.