Ds. S.J. van der Vlies Jeremia 10:1-16
Samenvatting:
Het boek Jeremia is geschreven in heel andere tijd en een heel andere context. Stel u eens voor dat een predikant van te voren weet dat hij geen vrucht zal zien op zijn bediening, maar toch 40 jaar Gods Woord moet verkondigen. Tegelijk mag hij ook niet bidden voor zijn gemeente. Alhoewel een predikant en de profeet Jeremia niet hetzelfde zijn, is het wel een bevreemdende roeping voor Jeremia.
In Jeremia 10 worden de afgoden gezet tegenover de God van hemel en aarde. Waarom is het zo moeilijk om onze eigen afgoden op het spoor te komen?
Het is niet leuk om over deze vragen na te denken. Sommige Joden zeggen dat het eigenlijk alleen om het eerste gebod gaat. Als je dat kunt houden, dan lukken de andere negen ook wel.
Wat is dat een afgod? Een afgod is iets of iemand in de plaats van God. Of: afgoden zijn namaakgoden. Ze lijken sprekend op God, maar zijn het tegelijkertijd helemaal niet.
We hebben in het leven iets nodig om er grip op te houden. Datgene wat je daarvoor gebruikt, zou weleens een namaakgod kunnen blijken te zijn. Denk aan hobby’s, werk, vrijwilligerswerk in de kerk, maar ook iemand die je heel hoog hebt staan. Dingen die op zichzelf goed zijn. Echter, namaakgoden vragen heel veel tijd, maar geven uiteindelijk niets terug.
Wanneer wordt het nu te veel?
Jeremia roept in vers 2 de Joden op zich niet te assimileren met de hen omgevende heersende, Babylonische cultuur. Hun gebruiken zijn immers onzinnig. Dat wat de mensen om je heen gewoon vinden, daar moet je niet mee vertrouwd raken.
Dat maakt het moeilijk om de afgoden in je leven op te sporen. Je bent immers vertouwd met je eigen cultuur en die vind je gewoon. We denken en leven als de ongelovige medemens. In hoeverre schrikken we nog van de dingen die regelrecht tegen God en Zijn geboden in gaan?
Hoe komen we bijvoorbeeld tot de keuze voor een beroep? Wat noemen we een goede opleiding? Staat “goed” voor ons op dit gebied ook slechts gelijk aan “fors betaald”? Is dat nu werkelijk wat wij “goed” moeten noemen? Of is dit de opvatting van de heersende cultuur?
De heidenen kijken naar de hemel volgens vers 2. Veel mensen zijn ook nu bang. Bang voor wereldleiders, aanslagen enzovoort. Zijn wij op dezelfde manier bang? Of kennen wij meer perspectief?
De vraag is waarom we dan toch kiezen voor dienen van afgoden? Immers, ze zijn niets. Ze worden door mensenhanden gemaakt (vers 3). Ze kunnen niets (vers 5). Ze weten ook niets (vers 8).
Waarom kiezen we niet gewoon voor God? Hij is waar, Hij leeft, Hij is machtig, Hij is verstandig. Of is dat juist het probleem? We willen grip hebben op het leven met dingen die we zien. Liever dan dat we ons toevertrouwen aan God, Die we niet zien en Die de grip er op overneemt. Met Hem weet je niet precies wat je te wachten staat. Dat kan ook nog eens leiden tot onbegrip van de mensen om je heen.
Je moet je laten leiden door een overtuiging. Jezus zegt dat je je leven moet verliezen om het te behouden. Dat klinkt ook al niet logisch. Maar je zal niet met lege handen staan aan het einde, zoals dat wel met de afgoden is.
Jezus geeft aan hoe je grip kunt krijgen op de leven, namelijk door naar Hem toe te komen. Hij zegt in Mattheus 11: Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Wat let je om voor deze God te dienen?
Kies je voor grip op je leven door een namaakgod, wat zal leiden tot lege handen. Of door de ware God die enkel vraagt om de erkenning dat Hij God is. Hij geeft je rust, rust voor je ziel.