Ds. S.J. van der Vlies – Markus 8:22-30
Samenvatting
Schriftlezingen:
Markus 1: 1 en 14- 15
Markus 7: 31- 37
Markus 8: 18- 33
Tekst voor de verkondiging: Marcus 8: 22- 30
Preek
Het evangelie van Marcus begint met de woorden “het begin van het evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God”. Wie is Jezus voor jóu en wat is jóuw geloof? Het kan zijn dat je door de tijd heen anders bent gaan kijken naar God en geloven. Misschien zou je uitspraken die je vroeger deed nu niet meer doen. Je bent blij dat je door de tijd heen dingen anders bent gaan zien, omdat je meer geleerd hebt over God en het geloof. God is zoveel meer, breder, dieper en rijker dan wij ons kunnen voorstellen. We hebben ons hele leven nodig om te ontdekken wie en hoe God is. Wij kunnen soms door de Geest van God opgetild worden en zien dan dat het toch anders is dan we dachten. We kennen uiteindelijk maar een fractie van God. In ons leven is er veel te leren over God.
Jezus is in de wereld gekomen vanwege het Koninkrijk van God en Hij vraagt om geloof en bekering (Marcus 1: 15). In het Oude testament was de komst van de Heere Jezus al voorzien. De profeet Jesaja zei al dat je de komst van de Heere Jezus kunt herkennen aan het feit dat doven weer kunnen horen en blinden weer kunnen zien (Jesaja 35). In Marcus 7 en 8 wordt dit daadwerkelijk vervuld. We kunnen ons afvragen of het bij de komst van de Messias echt gaat om de genezing van zieken. Als dat zo belangrijk is, zouden de genezingen goed te zien moeten zijn. De dove en de blinde werden echter apart genomen en buiten het zicht van anderen genezen. Na de genezing zegt Jezus zelfs dat ze het niet mogen doorvertellen. Tussen deze twee genezingen staat de geschiedenis van de wonderlijke spijziging waarbij de broden werden vermenigvuldigd. Als Jezus alleen met de discipelen is, vraagt Jezus hen waarom ze het niet begrijpen en geloven.
In Marcus 8: 22 lezen we dat een blinde bij Jezus gebracht wordt en ze vragen om hem door (enkel) aanraking te laten genezen. Jezus leidt de blinde uit het dorp, daarna doet Jezus handelingen (spugen en aanraken) die heel gebruikelijk waren voor een genezing. Eerst is er sprake van gedeeltelijk herstel, maar na een tweede handoplegging vindt er volledige genezing plaats. Na de genezing mag de genezen man niet terug naar zijn dorp (vers 8). Merkwaardig is dus dat de genezingen aan onze ogen worden omtrokken en dat er niet over mag worden gepraat. Daarnaast is het opmerkelijk dat de genezing in stapjes plaatsvindt.
Jezus reist naar een noordelijker deel van Israel en gaat onderweg met Zijn discipelen gesprek. Hij vraagt aan de discipelen “wie zeggen de mensen dat Ik ben?” (Vers 28). De discipelen zijn het ermee eens dat Hij een profeet is, maar ze zeggen niet dat Hij de beloofde profeet (de Messias) is. Ook in deze tijd weten mensen van Jezus, maar vaak wordt Hij dan alleen maar gezien als een inspirerend mens of een goed voorbeeld. Vervolgens vraagt Jezus wat de discipelen zélf denken wie Hij is. Petrus geeft dan het antwoord dat Hij de Christus is (vers 29). Als je gelooft dat Jezus de Zoon van God is, ben je zalig (zie Johannes 6). Opvallend is (weer) dat Jezus verbiedt om over deze belijdenis (dat Jezus de Christus is) met anderen te praten. In het koninkrijk van God gaat het niet om genezingen, maar om God zelf. De komst van Jezus is dus niet bedoeld om Mensen te genezen. Het gaat er wel om dat Jezus de Koning is, zoals Petrus zegt. Waarom mag dit echter niet doorverteld worden? In deze geschiedenis gebeurt er heel veel in korte tijd. Jezus heeft pas nog gezegd dat de discipelen er niets van begrijpen: horende doof en ziende blind (Marcus 8: 18). Kort na de mooie belijdenis van Petrus moet Jezus zelfs tegen Petrus zeggen dat hij menselijk denkt over God (vers 33). We moeten er dus goed op bedacht zijn dat we helemaal niet goed weten wie God is en wat het koninkrijk van God is: wees dus bescheiden. Daarnaast vraagt het ons om voorzichtig en mild te zijn naar anderen in hun ontdekkingstocht naar God en Zijn koninkrijk.
Petrus heeft een prachtige belijdenis gedaan over Jezus, maar Petrus mag met deze boodschap nog niet op pad, omdat hij nog eigen beelden heeft over hoe het Koninkrijk van God zal komen. Het zal anders gaan dan de discipelen denken, want het evangelie komt door lijden, sterven en opstanding heen in de wereld. Petrus is het er helemaal niet mee eens dat Jezus moet lijden. Jezus legt Petrus het zwijgen op, want op die manier zal het juist wel gaan (vers 34). Dit lijkt op de genezing van de blinde in twee stappen. Wij leren over God en Zijn koninkrijk in stapjes. Wij hebben de tijd nodig om het te leren, ondanks een mooie belijdenis die we hebben. Dit is niet een tekort van onszelf, maar de rijkdom van God. Jezus zegt niet voor niets: bekeer u en geloof het evangelie. Voortdurend dienen we te leren en onze beelden bij te stellen. Zo rijk is God en zoveel is er voor ons te ontdekken. Sta hier voor open en luister naar het onderwijs van Jezus en de werking van de Geest.
Samenvattend: in Marcus 8 gaat het over drie vragen: wie is Jezus, waarom dat zwijgen en waarom in stapjes? Jezus is de Messias, de Zoon van God. We leren om bescheiden te zijn voor jezelf en anderen als het gaat om de kennis van God en Zijn Koninkrijk. Leef bij je belijdenis, maar maar stel je hart ervoor open om veel meer te leren van God en Zijn koninkrijk
Amen.