Een droevig lied op weg naar het feest
Samenvatting
Thema van de dienst: Een droevig lied op weg naar het feest
Op 25 mei is de wet op de privacy ingegaan. Om hieraan te voldoen zal voor kerken nog een hele uitdaging zijn. Maar waarom toch hebben we onze privacy zo hoog in het vaandel staan? Want, hoe hoog staat ondertussen de privacy van de ander bij onszelf?
Roddelen doen we soms bijna ongemerkt. En daarmee schenden we de privacy van de ander. Dit roddelen heeft alles te maken met vers 2 van Psalm 120. Red me van de valse lippen. Daar heeft de dichter blijkbaar last van.
Psalm 120 is een lied Hammaaloth, ofwel een lied van de opgang, een pelgrimslied. Het eerste voorhof van de tempel is het voorhof van de heidenen. Om verder het tempelcomplex in te gaan, moest men 12 treden beklimmen. Daarom is het ook niet verwonderlijk dat er 12 pelgrimsliederen in het boek van de Psalmen te vinden zijn.
Psalm 120 is een lied dat zingt over nood. Wat doen wij in onze nood? Zoeken we hulp bij anderen? God is wel het beste adres om hulp te zoeken in nood.
Wat is er in dit geval aan de hand? De dichter is niet thuis. Hij is een vreemdeling in de tenten van Kedar. Hoeveel mensen zijn er in onze tijd niet vreemd in ons land? En voelen wij onszelf soms ook niet een vreemde tussen al die vreemdelingen? Deze Kedar komt uit het geslacht van Ismaël, die door Islamieten als hun stamvader wordt gezien. Met hen hebben ook wij in onze tijd te maken. Politici praten veel over deze ontwikkelingen en de populisten zijn populair. Maar hoe gaan wij om met anderen, met anders-gelovigen?
Hoe spreken wij? Woorden kunnen namelijk een mens sterk beschadigen. De tong is klein, maar zeer scherp. In zijn brief vergelijkt Petrus de tong met het roer van een schip, dat het gehele vaartuig richting geeft.
Waarom roddelen we dan toch over anderen? Wel, als we over anderen praten, dan gaat het tenminste niet over onszelf. Je hoeft dan niet te spreken over je eigen ziekte, je problemen of je tekortkomingen. Laten we toch praten met elkaar in plaats van over elkaar.
De zangers van Psalm 120 hadden het moeilijk, maar gaan wel op weg naar het feest. Ze gaan heuvel op en af. En op die weg kunnen ze soms Jeruzalem zien, de plaats waar het feest is, de plaats waar verzoening plaatsvindt. Daar moeten ze naar toe. Laten wij ons in kerkgang ergens door tegenhouden? Zijn er tentamens of tv programma’s die we voor laten gaan?
We zijn ook op weg, namelijk naar het nieuwe Jeruzalem. Daar is geen rouw, geen dood, maar wel vrijheid. Johannes spreekt over dit nieuw Jeruzalem in termen van de tempel. Maar de tempel zelf zal daar niet zijn, want die is niet nodig. Jezus is daar, Hij heeft verzoening gebracht. Deze Jezus heeft veel moeten doorstaan. Er werd over Hem geroddeld en Hij werd zelfs beticht van samenwerking met de duivel. Hij heeft de straf die wij moesten ondergaan overgenomen. Dus een tempel met offerdienst is in de hemel niet nodig.
Als we geloven in Jezus, dan weet je dat je door alle nood heen, op weg bent naar Huis.