Exodus 28:2
Samenvatting
Waarom staat een hoofdstuk zoals Exodus 28 in de bijbel? Er staat heel uitgebreid in deze versen beschreven hoe de hogepriester Aäron in die tijd eruit moesten zien. De Heilige Geest laat dit ons zien en dit is niet voor niks. De kleding van Aäron staat voor eer en heerlijkheid. Niet voor de hogepriester zelf, maar het is de bedoeling is dat het volk hierdoor God gaat eren en verheerlijken. Als wij zo kijken naar de hogepriester van die tijd, moeten wij denken aan de Heere Jezus, dit is onze Hogepriester.
De kleding bestaat onder andere uit de efod (vergelijkbaar met een soort overschort). De efod bevat vele kleuren. Het gouddraad hierin staat voor de Goddelijke glorie die Jezus zelfs tijdens Zijn mensheid liet zien door Zijn goddelijke kracht te tonen (doden verrijzen, stormen stillen). Blauwpurper, of hemelsblauw, doet denken aan Jezus Die uit de hemel kwam. Roodpurper, staat voor de koninklijke heerlijkheid van Christus. Het scharlakenrood staat voor de zonde, die Jezus zal wegwassen. Het witte linnen staat voor de smetteloze reinheid. De kleuren spreken zo van Jezus.
De kleding had ook schoudervullingen, hier zaten twee stenen in. Op beide stonden elk 6 namen van de 12 stammen van Israël. De hogepriester droeg zo het hele volk op zijn schouders, net zoals de Heere Jezus als herder de verloren schapen draagt op Zijn schouders. Hier liggen wij als de kerk. Jezus draagt zijn volk niet als een last maar als twee edelstenen. De stenen zitten vast in een kast, met gouden ringen en kettingen. Niks kan ze losmaken, zoals niks ons kan losmaken van de liefde van Christus.
De hogepriester draagt ook een borsttas met 12 edelstenen, in de vorm van een vierkant. Ook deze stenen staan voor de 12 stammen van Israël en deze worden gedragen op zijn hart. Net zoals de borsttas een vierkant is, wordt ook het nieuwe Jeruzalem als een vierkant beschreven in het boek Openbaring en bevat de stad edelstenen. De borsttas verwijst naar het fonkelende en schitterende nieuwe Jeruzalem waar Hij weer in het middelpunt zal staan. Daarbij staan die mooie schitterende edelstenen voor alle kinderen van God. Zo kijkt God naar ons als hij ons gered en verlost heeft. We zijn van vuile zondaars veranderend naar iets kostbaars, een diamant door God geslepen. Onze namen staan in de edelstenen gegraveerd, dit is permanent en gaat er nooit meer uit. Zo staan onze namen in Zijn hart gegraveerd. Wanneer Aäron voor het aangezicht van de Heere staat, dan zijn de namen op zijn borsttas tot gedachtenis, zoals de Heere Jezus voor Zijn Vader in de hemel staat en aan Zijn kerk denkt. Elke steen is anders, zoals wij ook allemaal anders zijn, maar toch zitten wij allemaal even dicht op het hart van God. Het maakt niet uit welke kleur we hebben, we mogen allemaal schitteren door het licht van Hem.
De hogepriester had ook de orakelstenen Urim en Thummim (dit betekent respectievelijk ‘’licht’’ en ‘’volmaakt’’) bij zich. Het werkte als een dobbelsteen, als deze werden geworpen kwam er een ja of een nee tevoorschijn. Je kon een vraag stellen aan God stellen via de hogepriester. Als er een dubbele ja of een dubbele nee werd gegooid, was dit een definitief antwoord. Als er zowel een ja en een nee tevoorschijn kwam, was het nog onbeslist en moest er nog gewacht worden op een antwoord van de Heere. De orakelstenen staan voor de wijsheid voor God. Het licht/Urim staat voor het woord van God en de volmaaktheid/Thummim staat voor de Heilige Geest. Deze stenen werden ook op het hart gedragen. De wijsheid van de Heere is geen koele, rationele beslissing, maar het komt uit het hart van God. Het is niet altijd even leuk maar als wij dit meer en meer gaan begrijpen, weten we dat God het beste met ons voor heeft.
Het bovenkleed van het gewaad was geheel hemelsblauw. Het had korte mouwen, een open hals en kwam tot de knie. Dit gewaad mocht niet gescheurd worden (wat Kajefas later wel deed). Onderaan het bovenkleed hing afwisselend een granaatappel en een gouden belletje. Wanneer de hogepriester bewoog gingen de belletjes rinkelen, waardoor je als volk kon horen wanneer de hogepriester naar binnen en naar buiten ging. Zoals het volk kon horen wanneer de hogepriester ging bidden, kunnen wij ook de Heere Jezus horen bidden. Als we goed luisteren in het wereldgebeuren, kunnen we horen dat Hij eraan komt. Het belletje staat voor het geluid, de granaatappel is juist voor de zichtbaarheid. Woorden en daden, zoals de Here Jezus machtig is in woorden en daden. Dit is bij de Heere Jezus in balans, maar dit kan bij ons uit balans zijn. Dit is bijvoorbeeld zo wanneer wij alleen maar met onze woorden mooie dingen spreken zonder dit uit te leven.
Op zijn hoofd droeg de hogepriester een witte tulband. Hierop zat een gouden voorhoofdsplaat en hierop stond ‘’de Heere is Heilig’’ op gegrafeerd. Dit kon iedereen zien. Ook voor ons het belangrijk dat mensen zien dat de heiligheid van de Heere vooraan staat. Deze gouden plaat zorgde er ook voor dat Aäron de ongerechtigheid van de geheiligde verrichtingen van het volk kon verzoenen. Zelfs onze goede werken hebben verzoening nodig. In het bidden, het meedoen in de eredienst en geestelijke gesprekken zal het zondige ‘’ik’’ van ons ertussen blijven staan. Die gouden plaat is er om in deze heilige dingen de ongerechtigheden te verzoenen. Het herinnert ons eraan dat God ons in Christus genadig aanziet. Het zal ons troosten dat de Hogepriester een gouden plaat voor ons draagt.
Het onderkleed was geheel wit, met lange mouwen en zat tot aan de voeten. Dit staat voor de zondeloosheid van onze Heiland. Alles was mooi aan de priester en zo is ook alles aan Jezus mooi. Eén keer in het jaar, op grote verzoendag, legde de hogepriester zijn efod, borsttas, schoudervullingen en bovenkleed af. Dan stond hij alleen in zijn witte onderkleed, net zoals Jezus ook al Zijn glorie heeft afgelegd om ons te verzoenen. Hij heeft alles gedaan om verzoening te bewerken.
Als laatste droeg hij ook een gordel. Dit was een hele lange gordel, een beeld van dienstbaarheid. Jezus was ook dienstbaar, Hij bukte om de voeten van zijn discipelen te wassen. Hij is niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen. Ook nu leeft Jezus om te bidden voor ons. Hij is nog steeds dienend bezig voor alle gelovigen, als Middelaar en Voorbidder. Op aarde heeft Hij voor ons gebloed en in de hemel bidt Hij voor ons.
Als wij nog eens in de kerk zitten en we kijken naar de kleuren die we zien, dan moeten wij denken aan de Hogepriester Jezus. Als wij Hem zullen zien, dan zullen we onze namen terugvinden op Zijn hart. Dan kunnen we niks anders dan in aanbidding voor Hem neervallen. Onze namen staan geschreven in de hemel, op het hart van de Hogepriester. Amen