15 maart 2020

Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.

Bijbeltekst: Mattheüs 5:8
Dienstsoort:

Samenvatting

Opeens kunnen woorden een nieuwe dimensie krijgen, zeker als je in een andere wereld beland lijkt te zijn en je leven ontregeld lijkt
te zijn. Het coronavirus moet worden beteugeld, er zijn allerlei nieuwe regels. Maar toch zijn we met elkaar verbonden en mogen
we bidden en zingen. Ook ons innerlijk leven wordt geraakt, waar is ons vertrouwen en hoop op gevestigd? God redt en Hij geeft
rust, ook via Zijn woord.

We zitten tussen de leerlingen van Jezus. We horen wat een voluit en zalig leven is. Dat is zo als je zuiver, rein van hart bent. Dan
zal je God zien. In de eerste eeuwen van de kerk waren deze woorden heel populair, iedereen wilde God zien. Wij zeggen dat we
God willen ervaren en naar een glimp van Hem verlangen. Het zit diep in ons om een teken te vragen van hoop en van Gods
leiding. Dat geeft licht in ons bestaan.
Maar wat moet je daarvoor doen? Hard werken, in een klooster gaan of als kluizenaar leven? Bidden, vasten, armoede en
meditatie zouden helpen om God te zien. Tijdens de reformatie draaide men het om; het geloof werkt goede werken, niet de goede
werken maken dat we zalig worden. Het is genade van God; die ons rein maakt. Dat komt door de verdienste van Jezus aan het
kruis. De verwachting is uit de belofte. We moeten afdalen naar waar God ons zoekt, en we hoeven niet naar de hemel te
klimmen… Kniel neer in het gebed en verwacht alles van God.

Wat betekenen die woorden vandaag: zuiver en rein zijn? Wie reine handen heeft en een zuiver hart, zich niet inlaat met leugens
en niet bedrieglijk zweert; zegt Psalm 24. Het gaat om eenvoud en eerlijkheid , integer zijn en transparant. Je richt je hart helemaal
op God (Psalm 86), zeker in deze dagen van ziekte over de hele wereld en angst voor schaarste. Natuurlijk mogen we voor onszelf
zorgen, maar ten diepste moeten we op God gericht zijn. Helpen we elkaar, ook nu? Wie zijn we echt?

Dietrich Bonhoeffer schrijft:
Wie ben ik? Men zegt mij ook
dat ik, gewend om te winnen
en evenwichtig van zinnen,
lachend mijn ongeluksdagen draag.
Ben ik dat werkelijk,
wat anderen over mij zeggen?
Of ben ik slechts dat,
wat ik weet van mijzelf?
Onrustig, weemoedig, ziek,
als een vogel in de strik
vechtend om levensadem,
Wie ben ik? Deze of gene?
Ben ik vandaag deze en morgen een ander?
Ben ik beiden tegelijk?
Voor mensen een huichelaar
en voor mijzelf een verachtelijke,
klagelijke zwakkeling?
Wie ben ik?
Eenzaam vragen drijft met mij de spot.
Wie ik ook ben, Gij kent mij,
Van U ben ik, o God!
Zalig zijn de zuiveren van hart, want zij zullen God zien! Amen.

Categorieën