Heer, waar dan heen? Tot U alleen!
Samenvatting
1 Verlating door discipelen (vers 66)
2 Vraag van Jezus (vers 67)
3 Verklaring van Petrus (vers 68-69)
Wie van jullie lust er bloemkool?
Als je bloemkoolplantjes uitzet, worden ze aangetast door kou of ongedierte. Ze kunnen dan doodgaan. Zo kan het ook gaan met lidmaten van de gemeente. Het begin was zo mooi, maar er haken mensen af. Er zijn bloemkoolplantjes met een hart en zonder een hart. De bloemkoolplantjes zonder hart kunnen groeien en groot worden, maar leveren uiteindelijk geen vrucht. Dan doet de tuinman ze weg. Bij gemeenteleden kan het ook zijn dat ze geen vrucht dragen. In deze tekst gaat het daar ook over: veel volgelingen verlaten de Heere Jezus. Gelukkig blijven er echter ook ware discipelen over.
1 Verlating door discipelen (vers 66)
Er lopen veel mensen achter de Heere Jezus aan. Ze hebben meegemaakt dat de Heere Jezus op wonderlijke wijze duizenden mensen te eten heeft gegeven. De mensen zeggen dat Jezus een profeet is en ze willen Hem koning maken. Ze verwachten veel van hem: hij zou hen van de Romeinen kunnen bevrijden en ze een beter leven kunnen geven. De Heere Jezus gaat echter weg, naar Kapernaüm. De mensen volgen Hem daar en zien de Heere Jezus in de synagoge. De Heere Jezus verwijt de mensen dat ze Hem volgen vanwege de broden die ze gekregen hebben. De Heere Jezus zegt echter dat het gaat om het geestelijk voedsel: het lijden waardoor het eeuwige leven geschonken zal worden.
Deze boodschap staat veel mensen niet aan omdat ze geen hart hebben. Daarom verlaten zij de Heere Jezus. Het gaat niet om de (tijdelijke) voordelen die de mensen denken te krijgen, maar het gaat om Jezus zelf. Jezus is geen broodkoning maar een kruiskoning. Het waren volgelingen van Hem die afhaakten. Dit moet zeer aangrijpend geweest zijn voor de Heere Jezus. Stel je voor dat hier in de kerk de mensen tijdens de dienst weglopen en dat alleen de kerkenraad zou blijven zitten? Er blijven slechts twaalf discipelen over.
Recentelijk is er een rapport verschenen er geloof in Nederland, waaruit blijkt dat 82% niet meer naar de kerk gaat. De mensen verlaten God. Meelopers worden weglopers. Wat zouden wij doen als er zoveel mensen bij ons weg zouden lopen? De mensen terugroepen en zeggen dat de volgende keer er minder hard preekt zal worden? Jezus roept de mensen echter niet terug. Jezus zegt ook niet tegen de twaalf discipelen dat Hij het fijn vindt dat zij nog wel blijven. De afgelopen tien jaar hebben velen belijdenis gedaan in deze kerk. Er zijn er echter ook geweest die toch weer verdwenen zijn.
2 Vraag van Jezus (vers 67)
Jezus vraagt zelfs aan de twaalf overgebleven discipelen "willen jullie ook niet weggaan?". Mensen beïnvloeden elkaar: daardoor komen en meer mensen in de kerk, maar kan de kerk ook weer leeglopen. Ga je als een vis met de stroom mee, of ga je als een zalm tegen de stroom in? De discipelen worden hier extra beproefd: of met de meerderheid mee, of als minderheid toch bij de Heere Jezus blijven? Het is een open vraag, want Jezus dwingt niet. Het gaat niet om de massa. Bij Gideon bleven er ook maar 300 man over waar God wel wat mee kon. Liever 27 mensen die vol zijn van de Heere, dan massa's mensen die leeg zijn van binnen. Het is bijzonder om je geloof te belijden, maar naast het geloof, is er ook gehoorzaamheid, volharding en toewijding nodig. Er zijn door de belijdeniscatechisanten mooie brieven geschreven aan de dominee. Hierin werd vaak genoemd dat men vindt dat er te weinig (stille) tijd aan God besteedt wordt. Nu tikt God ons op de schouder met de vraag "je kunt toch weggaan?". Dan wordt je niet meer lastiggevallen door de wroeging om tekort te komen in je geestelijk leven. Wat voor antwoord geef jij op die vraag?
3 Verklaring van Petrus (vers 68-69)
Petrus geeft als antwoordt "tot wie zullen we heengaan?" Petrus ziet geen alternatief. Waarom zou hij teruggaan tot Mozes, de wereld of de wet? De Heere is zijn leven. Niets en niemand kan Hem vervangen. Er is geen betere dan U en daarom kan ik U niet missen. Naomi zei ook tegen Orpa en Ruth dat ze wel terug mochten gaan. Ruth wilde echter blijven: "uw volk is mijn volk en uw God is mijn God".
Ik kan niet meer zonder U en ik wil niet meer zonder U. Met U ben ik gelukkig, want het is zo goed bij de Heere Jezus. Daar smaak je een blijdschap, vrede en rust die de wereld niet kent. De massa was misschien betrokken, maar niet getrokken. Petrus zegt: U bent de levende God. Petrus zegt niet "natuurlijk blijf ik, want ik hou van U". Hij wijst van zichzelf af en prijst Zijn Heere aan. Vanmorgen wordt niet je gelovigheid beleden, maar belijdt je Zijn genade aan jou betoond. Wij hebben geloofd en ingezien dat U de Christus bent. In de kring van de twaalf was er toch nog eentje die Hem zou verraden: Judas.
Hoe lang is het gelden dat u belijdenis hebt gedaan? Heeft uw plant wel een hart, of draagt u geen vrucht? Heeft u meerdere adressen, of gaat uw hart alleen uit naar de Heere Jezus? Misschien ben je wel afgevallen? Maar je hebt wel je ja-woord gegeven en dat komt eens terug. Maar je kunt toch nog terugkeren. Dat is dan wel laat, maar niet te laat.
Johannes de Heer verwoordde het zo mooi in het volgende lied:
Geen naam, die als d'Uwe mij vreugde bereidt,
geen hand, die als d'Uwe zo zachtjes mij leidt,
geen stem die als d'Uwe mijn oor zo bekoort.
Geen hart, dat als 't Uwe mijn smekingen hoort.
U kan ik niet missen, U, Jezus, mijn Heer!
'k Mis alles, wanneer ik uw bijzijn ontbeer!
(Joh d Heer 40)