15 januari 2017

johannes 2:16

Bijbeltekst: jeremia 7:1-11 johannes 2:13-25
Dienstsoort:

samenvatting:

Waarom bent u hier eigenlijk vanmiddag? Dat is toch om God te vinden, te zijn waar Hij is. Om bevrijd te worden van alles wat je gevangenhoudt? Je komt haast niet los van dingen die je altijd maar bezighouden. Daardoor heb je een leegte in je ziel. Je wilt contact met God ervaren. Als dit gebouw geen vindplaats van God meer is, dan kan het maar beter afgebroken worden. Beter maar niet de schijn ophouden dat het nog plekken zijn waar God te vinden is.
Als God hier niet te vinden is, waarom zijn we hier dan? Het verlangen om God te ontmoeten ziet Johannes als drijfveer om naar Jeruzalem te gaan. Het Pascha was nabij, het feest waarop herdacht wordt dat de Engel van het verderf aan de huizen van de Israëlieten voorbijging. Jeruzalem was de plek bij uitstek voor dat feest. Jezus ging er ook naar toe. Wat treft Jezus daar aan? Mensen die verkopen, handel drijven. Hoe kan het eigenlijk zo afgezakt zijn tot een markthal? Wij zouden hier ook afstand van nemen in eerste instantie. Begrijpelijk dat Jezus furieus wordt.
Je kunt dit geheel ook als erg aandoenlijk zien. Want mensen willen God ontmoeten, daarom zijn ze hier. Er waren al lang bedrijven in Jeruzalem aanwezig die offerdieren verkochten. Ze schoven steeds meer op richting de tempel. Ook Romeins geld was niet welkom dus er moest wel geld gewisseld worden. Je wilt de tempel niet betreden met het alledaagse, je moest het omwisselen voor dingen die bij het Huis van God hoorde. Aan die tradities werd niet getornd.

Mensen zijn bereid offers te brengen. Alleen ze vinden God niet. De leegte in hun ziel blijft. Wat is het toch dat je zelf in het Huis van God niet zelf ontmoet. Jezus vond mensen in de tempel. We komen om God te ontmoeten, u houdt koppig vol, maar God vinden …
Jezus maakt een gesel van touw, zeer overwogen. Zo kennen wij Hem niet, iemand die kookt van woede, die alles omkeert. Wij kennen Hem niet als Iemand die gevoelige dingen, tradities hardhandig uit handen slaat. Jezus stoorde in het Pascha feest.
Hij legt uit waarom: Maak niet het Huis van mijn Vader tot een bedrijf, waar je denkt in markttermen.
Wat levert hetgene wat ik aandraag, mij op. Markt is het tegenovergestelde van een bedehuis. Bidden is uit handen geven, bewogen worden om te doen wat God wil. Wells tekent een aantal uitingen van betrokkenheid op een ander: iets doen voor een ander of zijn met een ander. Om voor iemand iets te doen, kan je jezelf blijven. Om bij een ander zijn, moet je jezelf openstellen. De tempel is een plaats om met God te zijn. Het is het huis van de Vader, dat is een relatiewoord. Het raakt Jezus diep als hij mensen ziet met passie, maar die niet met God willen zijn.

Psalm 69: zie de ijver van uw huis heeft mij verteerd. Het huis van God moet het huis van God zijn, hij moet onder ons wonen. Alles wat gevoelig ligt en ons in de weg staat, moet ons dan maar ontnomen worden. Dat wonen van God onder ons, eet Jezus helemaal op, Hij gaat er uiteindelijk helemaal aan ten onder. De Joodse leiders gaan in verzet. Wat is de legitimatie dat u dit kan doen. Dan antwoordt Jezus met vers 19. Hij spreekt over zijn lichaam. Breek deze woonplaats van God af = breek Mij af. Het is een uitdaging, provocatie. Bij die ander komt dan iets naar boven wat er diep in hem leeft. Wat er bij ons uitkomt als we uitgedaagd worden, is iets wat er in het diepst van ons omgaat. Wat we dan zeggen of doen, dat zijn we zelf. Het opruimen van dingen die belemmeren om God te vinden, wordt Hem niet in dank afgenomen.
Je zit hier niet met een ander doel dan om met Hem te zijn. Dat verzet komt tot uiting door het spreken over het instituut. De Schriftgeleerden willen het niet begrijpen. Als dat wat je voor godsdienst houdt uit handen wordt geslagen, dan hou je niets over. Jezus vindt ons vaak als mensen die iets willen krijgen. Hij slaat ons dat uit de handen. Als het je niets oplevert of als je niets gaande kan houden, wat dan? Waar het om gaat is: heb ik God ontmoet vanmiddag? Waarom gaat het zo vaak over andere dingen en zo weinig over de vreugde die je beleeft aan het met Christus zijn? Zou het kunnen zijn omdat wij de kerk zien als een huis van koophandel?

Als hij onze goedbedoelde dingen uit handen slaat, komen we met lege handen te staan. Dan kan het zijn dat we niet met Hem leven. De zondag en de kerk zijn daar wel dienstbaar aan. Hij is in ons midden, houdt zich beschikbaar, is vlakbij.
Waarom zit u hier nog met onzekerheid? Kan het zijn dat u het gaat om iets, maar niet om God zelf? Als Jezus u provoceert, kan dat naar boven komen: dat het u niet om Hem zelf te doen is.
Het laatste in dit deel is niet de afbraak, maar “ik zal deze tempel doen herrijzen”. Het laatste is niet het kruis, maar Pasen. Daar komt ook het diepste van zijn binnenste naar buiten. Ik zal de woonplaats van God onder de mensen doen herrijzen. Die zal er zijn, dwars tegen ons nee in. Ik zal ervoor zorgen dat het jou om God zelf zal gaan.
Ik heb de laatste verzen van Johannes 2 jarenlang als heel somber ervaren. Hij ziet wat er in ons diepste omgaat maar hij laat zien dat zijn ja sterker is dan ons nee.

Categorieën