20 maart 2022

Markus 9:30-37

Bijbeltekst: Markus 9:30-37
Dienstsoort:

Samenvatting

Preeksamenvatting ochtenddienst zondag 20 maart 2022, Maranathakerk Rotterdam Zuid (voorbereiding Heilig Avondmaal)

 

Voorganger: ds. S.J. van der Vlies te Rotterdam

 

Schriftlezingen:

Markus 1 vers 1 en 14-15

Markus 8 vers 27 t/m 34

Markus 9 vers 30 t/m 37

 

Tekst voor de verkondiging: Markus 9: 30- 37

 

Preek

 

In de lijdenstijd is het vieren van het heilig Avondmaal extra bijzonder. In de lijdenstijd heeft Jezus de opdracht gegeven om het Heilig Avondmal tot Zijn gedachtenis te vieren. Als je de oproep krijgt om naar de tafel des Heeren te gaan sta je voor een keus. Als je kiest om aan te gaan geef je daarmee weer wie Jezus is voor jou. In het boek van het evangelie van Johannes staat dat “iedereen die geloofd dat Jezus Christus de zoon van God is, is behouden”. Ook in Markus 8 vers 29 belijdt Petrus dat Jezus de Christus, de Zoon van de levende God is. Vinden we deze belijdenis wel genoeg om aan het Heilig Avondmaal te gaan? Moeten we ook niet van ellende, verlossingen, dankbaarheid en vergeving weten? Jezus zegt na de belijdenis van Petrus dat Hij dat niet van zichzelf heeft: “dat is niet van vlees en bloed”. Petrus heeft dit dus van Zijn Vader. Daarnaast zegt Christus dat op dit fundament de hele kerk gebouwd wordt. Is dat voor jou ook voldoende? Het is dus de kern dat Jezus de Christus is.

 

Maar weten we ook hoe dat Koninkrijk van God eruit ziet? Jezus vertelt daarover. Jezus kondigt wel drie keer het lijden aan dat de Christus moet doorstaan. In dit bijbelgedeelte gaat het over de tweede aankondiging van het lijden. De Zoon des mensen zal worden overgeleverd, gedood worden en weer opstaan (Markus 9: 31). Dit is zo duidelijk, dat de discipelen op de paasmorgen naar het graf gegaan zouden moeten zijn om te wachten op de opstandig van Jezus. Dat is echter niet gebeurd. Jezus laat dus zien hoe groot de kloof is tussen wat de mensen van het koninkrijk van God verachten en hoe het er in werkelijkheid uit ziet. Zelfs de discipelen, die al zo lang met Jezus omgingen, begrepen de tweede aankondiging van het lijden niet. Er waren al meer mensen geweest die gezegd hadden dat ze de Messias waren, maar al deze mensen waren gestorven. De gedachte was dat de Messias niet zou sterven: daarom willen de discipelen er ook niet aan dat Jezus de dood in zou gaan. De discipelen begrijpen het niet en zijn zelfs bang om er naar te vragen (vers 32). De discipelen zijn en blijven bang, ook bij de gevangenneming blijkt dat. Begrijpen wij het lijden wel als we er midden in zitten? Kennen wij ook momenten dat we niet de toekomst in durven te kijken? Zolang we niet weten waar het lijden op uitdraait, hebben we soms niets aan ons geloof. In de psalmen komen dichters vaak niet verder dan het roepen naar God. Juist als je God nodig hebt, kan het zijn dat je Hem niet kunt vinden. De discipelen begrijpen niet dat het lijden bij het Koninkrijk van God hoort. Later gaan ze wel iets begrijpen van het Koninkrijk en het lijden. Zo gaat het vaak als je terug kijkt. Het kan zelfs zo zijn dat je ziet wat het je heeft gebracht en dat je er uiteindelijk zelfs dankbaar voor bent.

 

Daarnaast hadden de discipelen een andere kijk op hun plek in het Koninkrijk van God. Als Jezus als Messias sterft: wat moeten zij dan nog? Hoe komt het Koninklijk van God in deze wereld en welke plaats neem ik daar dan in? Verwacht ik zegen of verwacht ik lijden van het Koninkrijk van God? In vers 33 vraagt Jezus aan Zijn discipelen waar ze het onderweg over hadden? Waar praten wij met elkaar over en waar zijn wij druk mee? Moeten wij ook zwijgen als aan ons deze vraag gesteld wordt? De discipelen hadden namelijk een woordenwisseling gehad over wie het belangrijkste is (vers 34). Door ruzie is het onderwijs van Jezus helemaal verdwenen. Ze waren met zichzelf bezig en niet met Jezus. Beschamend voor mensen die zo dicht bij Jezus waren. In het geloof kunnen we zo gericht zijn op onszelf, waardoor we het onderwijs van Jezus vergeten. We kunnen zo met ons geloof en onze beleving bezig zijn. Jezus helpt Zijn discipelen door te zeggen “als iemand de eerste wil zijn, moet hij de laatste worden en een dienaar van allen zijn”. Jezus verwijt hen niets, maar wil wel de focus van de discipelen te verleggen. In het Koninkrijk van God gaat het niet over jou. Dan ben je niet bezig met de vraag of je meer of minder bent, maar dat je de minste bent. Daarnaast gaat het erom dat je een dienaar bent van allen. Ook gaat het erom dat je in het lijden het goede doet. In het Koninkrijk van God hoeven we niet met anderen bezig te zijn, maar met de minste te zijn en het dienen van anderen.

 

Samengevat leren we uit dit bijbelgedeelte:

  1. Hoe moeilijk het lijden (te begrijpen) is als je er middenin zit
  2. Discipelen eigen gedachten over het koninkrijk van God en hun plekje erin kunnen hebben. Echter het lijden hoort bij het Koninkrijk van God
  3. Het onderwijs van Jezus over hoe Jezus is in het koninkrijk van God kan zomaar langs je heen gaan doordat je met jezelf bezig bent. We krijgen echter de opdracht van Jezus om de minste te zijn en allen te dienen

 

Zo is Jezus de Messias

 

Amen.

 

 

 

Categorieën