prof. dr. W. BalkeDeuteronomium 34
Samenvatting:
Samenvatting
In Israel vinden we een groot aantal grafmonumenten; van David, Rachel en Abraham, Izak en Jakob. Het graf van Mozes vinden we niet, God zelf was alleen bij zijn begrafenis. Er was geen grote begrafenisplechtigheid van een wereldleider, God begroef Mozes eigenhandig.
De dood is niet het einde, een niets, maar de overgang naar de eeuwige toekomst. We hebben een pas nodig om de grens tussen leven en dood over te gaan en dat is het weten dat we eigendom zijn van Christus. De dood heeft een bijzondere betekenis: een promotie tot hogere dienst, bevordering tot heerlijkheid.
Mozes zag voor zijn dood vanaf de berg Nebo het hele land Kanaan. Op de berg der verheerlijking in Mozes al weer opgewekt, net als Elia. Dan zijn ze samen met de Heere Jezus en spreken ze over de weg die Jezus moet gaan. Ze zien de heerlijkheid van de opstanding en de vervulling van de Heilige Geest.
Mozes beklimt veerkrachtig de berg Nebo, hij zal niet terugkeren. Hij laat het volk achter, hij heeft hen gezegend: ‘de eeuwige God zij u tot een woning en vanonder Zijn eeuwige armen’. Jozua staat klaar om de staf over te nemen. We weten veel van Mozes. De eerste veertig jaar leeft hij als prins in Egypte, daarna ontwaakt de stem van zijn bloed en breekt de volgende periode aan. Mozes moet vluchten voor farao en hij leert de Geest gehoorzamen. Zo is het ook bij ons, we hebben de herschepping van Gods Geest nodig; dan leren we vragen wat God wil dat we doen. In deze tijd in de woestijn leert Mozes een leider te zijn. In de derde levensperiode, hij is inmiddels tachtig jaar, is Mozes een voorbidder voor zijn volk. Hij weet God te verbidden, God is niet onverbiddelijk hard. Hierin is Mozes een type van Christus, Die ook voor Zijn volk bad en in haar plaats wilde staan.
Mozes overziet het beloofde land. Hij mag er niet in. Een hard besluit? Mozes bidt of hij mag overtrekken, maar God verbiedt hem daarover te spreken, Gods genade is genoeg. Mozes wordt niet ontslagen, hij hoeft niet op Nebo te blijven wonen, maar hij mag als middelaar van het oude verbond over de doodsjordaan gaan. De wet is door Mozes gegeven, maar genade en waarheid zijn door Christus gegeven. Door de top van Nebo heen zien we de heuvel Golgotha. Christus bleef niet met Mozes en Elia op de berg der verheerlijking in een tabernakel die gebouwd was door Petrus, Jakobus en Johannes. Dan zou het geen Pasen geworden zijn.
Mozes sterft op de berg Gods, met het vergezicht van alle beloften, naar des Heeren mond. God gaf hem een doodskus en begroef hem. Judas schrijft: Michaël, de aartsengel, echter durfde, toen hij met de duivel redetwistte en een woordenwisseling had over het lichaam van Mozes, geen oordeel van lastering tegen hem uit te brengen, maar zei: Moge de Heere u bestraffen!
De vervulling van al Gods beloften kunnen wij niet volkomen beseffen. Kohlbrugge zegt: ‘We zijn het eigendom van Christus naar lichaam en ziel, houdt dus vast aan deze troost uit de Heidelberger Catechismus.
Er is een land van louter licht,
waar heiligen heersers zijn,
nooit gaat de gouden dag daar dicht
in duisternis of pijn
God, laat ons staan als Mozes hier
hoog in uw zonneschijn,
en geen Jordaan, geen doodsrivier
zal scheiding voor ons zijn.