Psalm 1
Samenvatting
Het accent van psalm 1 ligt op wandelen, in de betekenis van de manier waarop je je gedraagt. Het begint met wandelen, dan stilstaan en dan zitten. Dat kan suggereren dat het steeds erger wordt in de omgang met goddeloze mensen. Maar het is eerder andersom, want het gaat niet goed met koning Joram omdat hij luistert naar de raad van de goddeloze adviseurs van zijn vader Achab. Als je niet wandelt in die raad van de goddelozen ben je welzalig. In de bergrede spreekt de Heere Jezus het woord “welgelukzalig” diverse keren uit. Welzalig betekent “zeer gelukkig”. Je bent zeer gelukkig als je niet mee gaat in goddeloos gedrag. Je bent zeer gelukkig als je je vreugde vindt in de wet van de Heere en Zijn wet dag en nacht overdenkt (vers 2). Er zijn orthodoxe Joden die alleen maar bezig zijn met het overdenken van de Thora. Is dat de bedoeling van God? We moeten toch ook werken en voor anderen zorgen? De woorden “dag en nacht” in vers 2 kunnen we dus niet letterlijk nemen. Het gaat erom dat je altijd je vreugde (lust) vindt in het lezen van de wet, van de Bijbel. Je vindt in de Bijbel de basis voor je gedrag in deze wereld.
Hoe kom je aan die vreugde? David zegt aan het einde van zijn leven dat hij alle vreugde en heil vindt in de omgang met God. Als je om je heen kijkt in de schepping besef je iets van je eigen kleinheid en van Gods grootheid. Daarmee kan het verlangen naar God opgewekt worden. Als wij in de Bijbel lezen over de grootheid en de genade van God en het verlossingswerk van de Heere Jezus, komen wij onder de indruk en wordt het verlangen naar God gevoed.
Tegelijk zit er een waarschuwing in deze boodschap. Verlangen naar een leven met God wordt uitgedoofd als wij niet met de Bijbel bezig zijn. In het boek Prediker staat: Gedenk aan je Schepper in de dagen en je jeugd, voordat de kwade dagen komen dat je er geen lust meer in hebt. Je kunt het beste beginnen met God om te gaan als je nog jong bent.
Je zou je af kunnen vragen: wie kan ik dan nog ontmoeten, want iedereen is toch een zondaar? In deze wereld zijn er echter twee soorten mensen: mensen die niet in God geloven en niet met hem leven en er zijn mensen die wel in God geloven en met Hem willen leven, maar toch zondigen. Deze laatsten hebben echter een andere gezindheid, want ze willen niet zondigen. Wij kunnen als gelovigen ook vast zitten aan bepaalde zonden. Hoe komen we hiervan af? Dat kan alleen als je je realiseert dat je de verboden uit de wet niet overtreedt omdat het niet mag, maar omdat het als gelovige niet (meer) bij je past. Het gaat dus om het verlangen, om waar je hart naar uitgaat.
Laat je leven van alle dag leiden door wat God van je wil: in alle ontspanning en rust. In psalm 1 wordt daarom de vergelijking gemaakt met “een boom geplant aan waterbeken” (vers 3). Als je weet wie Jezus is en wie je in Jezus mag zijn, ga je vrucht dragen. In Johannes 7 zegt Jezus “Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien”. Je bent verbonden met waterbeken, waardoor het blad niet afvalt. Zijn onze christelijke bladeren aan het verdorren, of zien de mensen dat wij in Christus zijn?
Degenen die niet in de wegen van God wandelen (de goddelozen) waaien als kaf weg. Dan blijf je niet overeind in het gericht (vers 5). Als je Jezus Christus niet kent blijft er spanning in je leven: je wil alles uit je leven halen, presteren, waardering proberen te ontvangen, enzovoorts. Als je Jezus Christus wel kent geeft dat ontspanning, want Hij kent je en laat je nooit los. Je mag altijd naar hem toegaan en vertellen waar je mee zit. Wandel dus in de wegen van God en ontvang zo Zijn zegen.
Amen.