Van tweeën één
Samenvatting
In de tent van Abraham wordt de zaak op scherp gezet. De oorzaak was het honen van de ongeveer achttienjarige Ismael richting Izak. Ismael voelt dat hij zijn positie zal verliezen. Tijdens de feestmaaltijd komt het tot een uitbarsting. Sara merkt het op, vanuit moederlijke emotie en geloof. Zij weet dat Gods belofte vervuld zal worden. Ze neemt een rigoureuze beslissing en pakt deze zaak aan: “Abraham, jaag Hagar, de slavin, en haar zoon weg”. Dan zou Ismael niets erven; volgens de regels van die tijd en plaats.
Abraham is het er niet mee eens. Hij wil zijn beide zonen houden en niet kiezen, ook al weet hij wat God heeft gezegd en beloofd. Eigen werk en Gods werk gaan niet samen, ze sluiten elkaar uit, maar het valt niet mee. Maar God zegt dat Abraham moet doen wat Sara zegt. God zal voor de zoon van de slavin zorgen, dat is Zijn genade.
Het geldt ook nu: van tweeën één! Wat komen we moeilijk van onze eigen zaken, gewoonten, los… In de volheid van de tijd zond God Zijn Zoon uit geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij de aanneming tot kinderen zouden ontvangen. Houd op met wikken en wegen, onze zaken tellen niet mee. Het gaat om ontvangen uit genade. Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! Dus nu bent u geen slaaf meer, maar een zoon/ dochter; en als u een zoon/ dochter bent, dan bent u ook erfgenaam van God door Christus.
In de wet staat het verhaal van Abraham. Daar wordt verteld over Gods belofte aan Izak. We moeten leren geen kinderen van de slavin te zijn, maar te staan in Christus’ vrijheid. Sterven aan de wet en gekruisigd in Christus, brengt leven in ons door Zijn Geest en genade. Hoe meer we zo leven door het geloof, des te meer wij ontvangen!