Vertel het maar.
Samenvatting
2 Koningen 4 vers 1a: Een vrouw, een van de vrouwen van de leerling-profeten, riep tot Elisa om hulp
Thema voor de verkondiging: ‘Vertel het maar’
Ben je bang, moe, boos, ziek of gezond; vertel het maar aan Jezus. Dat is biddag 2018
- Vertellen( vers 1) Een vrouw, een van de vrouwen van de leerling-profeten, riep tot Elisa om hulp en zei: Uw dienaar, mijn man, is gestorven, en u weet zelf dat uw dienaar de HEERE vreesde. Maar nu is de schuldeiser gekomen om mijn beide kinderen als slaven met zich mee te nemen.( vers 7)Zij kwam en vertelde het de man Gods…
We zijn in het Tienstammenrijk. Een verdrietige vrouw komt de man Gods om hulp vragen. Haar man is jong gestorven en ze dreigt haar zonen ook kwijt te raken aan een schuldeiser. De echtgenoot was een godvrezende man. Ze noemt hem: uw dienaar, mijn man. Het knecht-zijn staat voorop.
De vrouw kan de schulden niet betalen en de schuldeiser dreigt. Hij wil, hoe dan ook, geld zien. De vrouw heeft alleen een kruikje olie, verder is de voorraad op. Daarom vertelt ze het Elisa, de man van wie de naam betekent dat de God van Elia hulp geeft, het is een noodkreet een smeken, roepen in nood... Aan wie vertelt u uw nood? De Heere roept ons om bij Hem ons hart uit te storten.
Elisa is bewogen met haar en vraagt wat hij voor kan doen, net als Jezus tegen Bartimeus. Dat vraagt Jezus vanavond ook aan ons.
- Vertrouwen (vers 3) Toen zei hij: Ga heen en vraag voor u buitenshuis kruiken, van al uw buren, lege kruiken; laat het er niet weinig zijn.
De vrouw heeft een beetje olie over in een aarden kruikje. De olie heeft ze nodig voor haar lampje en voor het eten koken. Jezus vermenigvuldigde brood en vis. Hier wordt de olie vermenigvuldigd. De vrouw moet veel lege kruiken verzamelen en vullen uit dat kleine kruikje. De vrouw en haar zonen moeten actief meewerken. De belofte volgt op het bevel, dat vraagt gehoorzaamheid en vertrouwen, geloof. De vrouw doet wat gezegd is, samen met haar kinderen. We weten niet hoeveel kruiken er waren, maar vanuit een groot geloof zullen ook veel kruiken zijn verzameld. Dan gaat de deur dicht en dan gebeurt er iets in het verborgene. Dan gaat de vrouw gieten in de kruiken die de jongens aangeven, blind voor de uitkomst, gehoorzaam aan het gebod. Bij God is niets te wonderlijk, het houdt niet op. Volle kannen en kruiken worden weggezet, het hele huis staat vol. Mild en overvloedig geeft de Heer.
- Vervullen (vers 6) En het gebeurde, toen die kruiken vol waren, dat zij tegen haar zoon zei: Geef mij nog een kruik aan. Maar hij zei tegen haar: Er is geen kruik meer. Toen hield de olie op te stromen.
En dan zijn de kruiken op. Daarna stopt de stroom met olie. Hol wordt vol! De olie stroomde in de binnenkamer en de vrouw gaat naar de man Gods terug om te vertellen wat er gebeurd is, niet naar de buren of de schuldeiser. Ze doet nu haar mond open om te danken. Ze moet haar schuldeiser gaan betalen, er moet recht worden gedaan. Daarna heeft de vrouw nog genoeg over voor de toekomt. God geeft mild en overvloedig, na het vrijmoedig eisen. Zorgend, zegenend en zaligmakend is Hij. Wat zullen de vrouw en haar zonen blij en gelukkig geweest zijn.
God blijft voor u zorgen. Hij voorziet nu en in de toekomst, voor enkelingen en groepen. De vrouw kreeg haar man niet terug, maar vertrouwde op haar hemelse Vader. Er was weer hoop voor de toekomst. Een onvergetelijk wonder was in dat huis geschied. Zouden de jongens profeet zijn geworden?
Alles was in kannen en kruiken… heeft u een lege kruik voor uw gebedskaarten? Er mogen ook beloftekaarten in. Met dankdag mag u hem omkeren. Ziet u hoe God voor u zorgt? We kunnen als gelovige geestelijk aan de grond zitten, weinig geloof hebben. Je denkt alleen aan jezelf. Geef het weinige wat u heeft aan Hem, ga naar je binnenkamer, doe de deur op slot en vertel het maar. Lege vaten kan God vullen; eerst moeten we geleegd worden om vol te kunnen stromen, vervuld te worden met de olie van Zijn Geest.
Zie Heer, hier ben ik; maak mij een vat voor U;
Woon in mijn hart, vernieuw het, doe het nu!
Verbreek mijn wil,
maak me’ ook van hoogmoed vrij;
’k Wil in U blijven, Heer, blijf Gij in mij.