Wie kan Gods wijs beleid doorgronden?
Samenvatting
We denken deze morgen na over de gebeurtenissen in het huisgezin van Jakob. Hij wordt in dit hoofdstuk ook Israël genoemd. Die naam heeft Jakob gekregen bij Pniël, toen hij worstelde met de engel en bad ‘ik laat U niet gaan tenzij dat U mij zegent’. Hij mocht overwinnen in die strijd, ook al raakte hij gewond aan zijn heup. Gods kracht wordt in zwakheid volbracht.
Tot de zegen die Jakob beloofd was, hoorde ook de geboorte van Jakob en Benjamin bij Jakobs lievelingsvrouw Rachel. Zij stierf bij de geboorte van Benjamin, waarna Jakob al zijn liefde gaf aan zijn lievelingskind Jozef. Zijn broers haatten Jozef daarom, ook omdat Jozef zijn vader vertelde over het kwaad dat zijn broers deden. Was Jozef dan zo’n vervelend ventje, een klikspaan? Nee, zijn broers waren kwaad en Jozef was vroom. De broers haten Jozef nog meer als ze horen van de dromen die Jozef gedroomd heeft.
We voelen wel aan wat een vreselijke sfeer er leefde in het gezin van Jakob. Wat een lessen liggen er hier ook in voor onze gezinnen. Ieder kind en iedere ouder is anders met zijn of haar eigen persoonlijkheid, karakter en inbreng. We mogen onszelf zijn, maar nooit ten koste van de anderen. Als je als kind je broer of zus iets ziet doen dat niet deugd, zeg het dan eerst tegen die broer of zus en pas als het door blijft gaan ook tegen je ouders. Voor de ouders de les: probeer je kinderen dezelfde liefde te geven en met hen om te gaan zoals het voor dat kind het beste is.
Op een dag stuurt Jakob Jozef erop uit om zijn broers te zoeken. Zijn broers zien hem al van verre aankomen, omdat hij zijn veelkleurige kleed aanheeft. Ze noemen hem ‘meesterdromer’, het zit hen blijkbaar het meeste dwars dat ze voor Jozef zouden moeten buigen. Zijn broers zijn van plan hem te doden, maar op advies van Ruben gooien ze hem in een put. Juda stelt voor om Jozef te verkopen aan de handelskaravaan. Het is bijzonder dat juist Juda dat voorstelt, omdat uit Juda later de Heere Jezus geboren zou worden. Jozef werd verkocht om zijn volk straks uit de slavernij van Egypte te verlossen, zoals Jezus later werd verkocht om ons uit de slavernij van de zonde te verlossen.
Jozefs bloed vloeide uiteindelijk niet, maar Jezus’ bloed vloeide uiteindelijk wel door de hand van zijn broeders. Petrus houdt hen later op de Pinksterdag verantwoordelijk voor de dood van Jezus. Maar hij spreekt tot hen niet om ze te veroordelen, maar om ze te behouden. Datzelfde woord komt ook tot ons: immers om onze overtredingen is Hij verbrijzeld. Buiten Christus is er geen leven. Laat het ook voor ons tot bekering en geloof leiden!
Daar staan die broers nu. Ze hebben gezondigd en willen niet dat het bekend wordt. Daarom moeten ze gaan liegen. Ze durven niet zelf naar hun vader toe, maar sturen iemand naar hun vader toe met Jozefs kleed in bloed gedrenkt. Om zo met hun oude vader om te gaan! Het maakt hen niet uit wat ze hun vader aandoen, als zij maar van Jozef afzijn. Wat zien we hier de mens in zijn zonde. Wij zijn geen haar beter dan al deze broers bij elkaar, tenzij de kracht van het bloed van Jezus ons te sterk is geworden. Dat bloed reinigt van alle zonden: het zorgt voor de verzoening van de zonde en leert mij te strijden tegen de zonde. ‘Zonder Mij kunt gij niets doen’.
Jakob herkent direct het kleed van Jozef en scheurt zijn kleren en rouwt om zijn zoon. Inmiddels zijn de broers weer teruggekomen en samen proberen ze Jakob te troosten. Wat een huichelarij! Er is niemand die dat doorbreekt, geen van de broers voelt zich gedwongen de waarheid te spreken, omdat hij het verdriet van Jakob niet meer aan kan zien. Maar dit bedrieglijke toneelspel moet blijven voortduren. Jakob kan zich niet voorstellen dat er ooit nog een blijde dag zal komen. Hij weigert zich te laten troosten. Misschien herkennen mensen dat wel die een (klein)kind verloren hebben: zo vol verdriet dat je je weigert te laten troosten. Zo mag ook de Schrift ons hart raken als we daarin onze eigen omstandigheden herkennen. Opdat we uiteindelijk toch de troost zullen vinden bij Hem, de bron van troost en licht.
We weten uit het vervolg van de geschiedenis dat Jakob niet tot het eind van zijn leven bedroefd zal blijven. Hij zal Jozef weer zien. Ook al zullen wij onze overleden kinderen niet meer terugzien, we mogen toch de troost ervaren die David had toen zijn kind stierf. Hij zegt dan: ‘hij zal niet tot mij komen, maar ik zal wel tot hem gaan’. Jakob heeft pas troost gevonden toen hij Jozef weer ontmoette. Meer dan Jozef is hier. Alleen wanneer wij tot Jezus gaan, zullen wij de enige troost vinden, beide in leven en in sterven. Wie tot Hem komt zal geenszins uitgeworpen worden.
Of weigeren we om door Hem getroost te worden? Gelukkig heeft Jakob het niet vol kunnen houden om bedroefd te blijven. In de ontmoeting met Jozef lag de vertroosting. De broeders zullen ook in die zegen gedeeld hebben. Wat is het waar geworden dat ze voor hem hebben gebogen, maar wat heeft dat een goedheid opgeleverd. Hij heerste over hen uit liefde en dat heeft alle haat en jaloezie weggenomen. Dat is het eigen werk van Christus, ook in ons hart. Komt daarom tot Hem en geef Hem je hart!