Wie overwint zal straks alles beërven
Samenvatting
We leven in een dynamische en instabiele wereld. Zowel in politiek opzicht als in de wereldkerk zijn
er zorgelijke ontwikkelingen. Dat doet ons denken aan de tijd van de apostel Johannes die gevangen
zat op Patmos omdat hij Jezus als Heere erkende in plaats van de keizer.
In deze wereld heeft de kerk een kompas gekregen: het Woord van God. Dit kompas helpt ons moed
te houden. Johannes heeft visioenen gekregen over het einde van de wereld. In Hoofdstuk 20 gaat
het over de periode dat de gelovigen met de Heere Jezus Christus op aarde zullen heersen na de
opstanding bij Zijn terugkomst. Hoofdstuk 21 is een vervolg daarop. Dat gaat over de heerlijkheid die
is weggelegd voor de gelovigen die trouw zijn gebleven. Hoe verder we komen, hoe groter het
contrast lijkt te worden tussen de gelovigen en de ongelovigen. Dat onderscheid is in het hier en nu
nauwelijks te zien. Maar Openbaring leert ons dat we op aarde voorsorteren op een eeuwig
onderscheid. Enerzijds zullen diegenen die overwinnen alles beërven. Dat zijn degenen die volhardt
hebben in het geloof, zij die Jezus lief hebben gekregen. Anderzijds gaat het ook over het definitieve
oordeel over de vijanden van Jezus Christus.
In Openbaring 2-3 lezen we in de zeven brieven steeds de woorden ‘wie overwint’. Daarmee worden
diegenen bedoeld die trouw aan God zijn gebleven in het geloof in Jezus Christus en zich niet laten
verleiden door aardse zaken die uiteindelijk voorbij gaan. Er komt een andere toekomst: het rijk van
Jezus Christus. Jesaja zegt zelfs ‘aan de vorige dingen zal niet meer gedacht worden’ en daarom
worden we opgeroepen om ons te verheugen in wat God gaat scheppen.
Het klassieke beeld dat wij in de kerk vaak hebben is dat de gelovigen naar de hemel gaan. Maar in
Openbaring 20 lezen we dat de gelovigen met Jezus zullen regeren op de áarde. Ook in 2 Timotheüs 2
schrijft Paulus hetzelfde. In Openbaring 21:3 lezen we dat de hemel naar de aarde zou komen: ‘Zie de
tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen’. God komt aan het van de geschiedenis weer
bij de mensen wonen. Zoals Hij door de hof van het paradijs wandelde en zoals Hij in de tabernakel
was, zo zal Hij straks ook weer bij Zijn volk wonen. Hij zal zelfs Zijn eigen woonplaats meenemen: het
nieuwe Jeruzalem. Daar zal geen verdriet meer zijn, geen rouw en moeite. Daar kunnen we nu al op
voorsorteren. Wat we daarvoor moeten doen? Dat is alleen genade. Als we geloven in de Heere
Jezus Christus wordt die toekomst een zekere belofte.
God doet echt wat Hij belooft, daar kun je van op aan. Voor het oog is hier op aarde nog maar een
klein onderscheid tussen de gelovigen en ongelovigen, maar strak is het een eeuwig onderscheid. De
Bijbel is een heel eerlijk boek, zoals we ook lezen in vers 8. Dat afschuwelijke einde wordt de tweede
dood genoemd. Dat is ook een waarschuwing voor ons. Maar de Bijbel is er niet om ons bang te
maken. Het wil ons uitzicht geven op de erfenis van al het goede van God. Hij maakt al Zijn beloften
waar. Dan zijn de eerste dingen voorbij gegaan, er zal zelfs niet meer aan gedacht worden. Daarom
mogen we vrolijk zijn, ondanks de omstandigheden van ons eigen leven. Als we hier de Heere Jezus
hebben lief gekregen, dan zullen we straks de erfenis ontvangen uit genaden.