Wij erven koninkrijken
Samenvatting:
Thema: Wij erven koninkrijken
Drie gedachten:
1. onderdaan
2. erfgenaam
3. in vuur en vlam staan
De woorden "zij die Hem liefhebben" komen vier keer voor in de Bijbel. Eerder hebben we stilgestaan bij Romeinen 8, 1 Corinthe 2 en Jacobus 1:12 (waarin een kroon beloofd wordt). In deze tekst gaat het zelfs over het ontvangen van een koninkrijk: wij erven koninkrijken.
Jacobus is de broer van de Heere Jezus, die tot geloof gekomen is. In Jacobus 2 gaat het over de armen. Ds. de Liefde, de oprichter van de stichting tot Heils des volks, heeft het volgende gedichtje gemaakt.
"Een man op klompen,
in bedelaarslompen,
is dikwijls meer
dan al die heertjes,
met mooie kleertjes,
bij God de Heer."
God prikt door het uiterlijk heen. In Jokobus 2 wordt mijnheer goudvinger op een hoge plaats neergezet en mijnheer sloeber wordt op een lage plaats neergezet. God handelt echter zonder aanziens des persoons. Zelfs Samuel vergistte zich bij de zalving van de nieuwe koning door op het uiterlijk van de kinderen van Isaï af te gaan.
Bij het samenstellen van een team bij gym komt het vaak voor dat dezelfde persoon overblijft. Wat mensen niet uitkiezen, kiest God echter wel uit: het arme en het zwakke. Hebben wij straks bij het koffiedrinken ook oog voor degenen die vreemd of eenzaam zijn?
1. onderdaan
Jacobus stuurde deze brief aan de twaalf stammen van Israël. Hierin is een parallel te ontdekken met de zegen die Jacob op zijn sterfbed gaf aan zijn 12 zonen. Dit gedeelte kan vergeleken worden met de beloften die aan Juda werd gegeven. Juda is de konings-stam. In Jacobus 2 gaat het over het koninkrijk en de koninklijke wet. Uit Juda is het huis van David en de Messias voortgekomen. In vers 1 gaat het over de Heere der heerlijkheid: dat is de koning van het Koninkrijk, de Heere Jezus Christus. Als we deze koning zien schitteren hebben we geen oog meer voor het (mooie of minder mooie) uiterlijk of voor de maatschappelijk positie van mensen. In het koninkrijk van God zijn geen man of vrouw, rijk of arm, hoog of laag, heer of slaaf, enz. Jodocus van Lodenstein zei:
"Eretitels, erenamen, al te samen,'t is maar schijn.
Niets is zo heerlijk om een kind van God te zijn."
Eerst geloofde Jacobus niet in zijn oudste broer, maar na de opstanding is hij tot het geloof gekomen: zijn oudste broer werd voor hem de Heere der Heerlijkheid. De Heere Jezus preekte in een geleende boot, Hij reed op een geleende ezel, hij vierde het pasha in een geleende zaal en Hij werd begraven in een geleend graf. De volgelingen van de Heere Jezus hebben ondanks dat alles iets gezien van Zijn heerlijkheid. Voor de andere Joden was dit heel moeilijk, want Jezus was geen Koning die orde op zaken heeft gesteld in deze wereld. De messiasbelijdende Joden erkenden Jezus echter wel als koning, ondanks dat het koninkrijk nog verborgen is.
David was de gezalfde man naar Gods hart. Ook na de overwinning op Goliath wordt hij (nog) geen koning, maar moet hij vluchten voor Saul. Toen David in de grot van Abdullam zat kwamen de armen en verdrukten naar hem toe voor bescherming en leiding. Saul was echter nog steeds de koning. Er zijn in deze tijd twee rijken: het koninkrijk van de satan en het koninkrijk van God. Het koninkrijk van God bestaat uit liefde, vrede en rust. Door het geloof worden we aan dit koninkrijk verbonden en door de dood gaan we dit koninkrijk binnen. Het eerste wetsartikel in dit koninkrijk is "zonder aanziens des persoon": geen discriminatie. De poort van het koninkrijk van God staat dus voor iedereen open. Dat lijkt voor ons vanzelfsprekend, maar voor die tijd was dit zeer revolutionair. In de Romeinse rijk was er een klassenmaatschappij. In die tijd kon het echter zijn dat een slaaf het woord preekte en zijn meester onder het gehoor zat, of dat mensen van verschillende standen aan één avondmaalstafel zaten.
De Hindoe Ghandi was vanwege de bergrede gefascineerd door het christelijk geloof. Toen hij een kerkdienst wilde bezoeken werd hij echter niet binnengelaten. Voor Ghandi was er dus geen reden om christen te worden om zich aan het kasten-systeem te onttrekken.
2. erfgenaam
De erfgenamen moeten Jezus nu vaak volgen in verdrukking en verwerping, maar zij mogen dan ook meedelen in de verheerlijking van het koninkrijk. De 400 mannen die David volgeden kregen ook hoge posities toen David koning werd. Als Christus terugkomt zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid en deze wereld regeren. Dan zullen de discipelen op de twaalf tronen zitten. Er komt een nieuwe wereld aan op deze aarde als Jezus terugkomt. Wij zijn nu al bij Davids' grote Zoon. We kennen nu de wetten al van net Koninkrijk. In de wereld is haat, maar hier oefenen we om elkaar lief te hebben. Jacobus roept op om de armen daadwerkelijk te helpen. Ook wij moeten omzien naar mensen in onze omgeving die hulp nodig hebben. Nu al kunnen we gerechtigheid betrachten in een onrechtvaardige wereld. Nu al kunnen we onze blijdschap laten zien in een gebroken wereld. De Heere Jezus is het stralende middelpunt van het koninkrijk. Hem zullen de volkeren gehoorzamen. Juda is een leeuwenwelp, die na het buigen in Getsemané mocht brullen van overwinning op Golgotha.
3. in vuur en vlam staan
Als onderdaan mogen we zien hoe de Vader openlijk Zijn liefde verklaart aan Zijn Zoon. Maar wij hebben de Heere Jezus ook lief. Het kan niet anders dan dat als wij Zijn liefde in ons hart hebben ontvangen, onze liefde voor Hem opborrelt. De onderdanen hebben de hoogste eerbied voor de Heere der Heerlijkheid. Die Koning heeft zich voor mij overgegeven tot in de dood, daarom hebben wij Hem leren lief te krijgen. Wij hebben Hem liefgehad, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Dit is mijn gebod dat gij elkander liefhebt. Waar liefde woont gebiedt de Heere Zijn zegen. Houd jij van de Heere Jezus? Wij houden niet van God omdat we iets van Hem ontvangen, maar om Wie Hij is. Hoe die eerste liefde kan vervagen en weer terug kan komen staat zo treffend beschreven in het volgende lied:
"Vader in de hemel
die zoveel om mij geeft
dat U in Uw genade
Uw Zoon gegeven heeft
Dank U voor Uw liefde
Uw eindeloze trouw
dat ondanks al mijn falen
U zegt: "Ik hou van jou".
De drukte van het leven
trok mij met zich mee.
De liefde die vervaagde
de passie die verdween.
Ik was U niet vergeten
maar nam de tijd niet meer
om in uw woord te lezen
bij U te zijn o Heer
Herstel mijn eerste liefde
die ik ooit had voor U
want ik wil van U houden
nog zoveel meer dan nu.
Mijn hart moet weer gaan branden
zoals het heeft gedaan
vol vuur en vol van hartstocht
die nooit meer weg zal gaan.
Vader in de hemel
met eerbied vraag ik nu
of U mij wilt vergeven.
Ik kan niet zonder U
Dank U voor Uw liefde
Uw eindeloze trouw.
En Vader, ik wil zeggen
dat ik zoveel van U hou."
Evenals de Emmaüs-gangers kunnen we weer een brandend hart krijgen voor de Heere der heerlijkheid.
Amen.