29 november 2020

Zacharia 3

Predikant:
Bijbeltekst: Zacharia 3
Dienstsoort:

Samenvatting

Mag de Heere vandaag een vraag stellen aan ons? Zijn we verwachtende? Met welke verwachting zijn wij vandaag gekomen naar Zijn huis/luisteren wij naar Zijn eredienst? Het is advent tijd, wat is afgeleid van het woord adventus. Dit betekent aankomst/naderen. Er zit spanning in. Hij komt maar is er nog niet: Hij nadert. Hier hoort verwachting bij. Is dit met blijschap, verlangen of met tegenzin? Of verwachten wij helemaal niks of niemand? De Heere kondigt in het boek Zacharia aan dat Hij zal komen en dat dit gepaard gaat met grote blijdschap. ‘’Juich en verblijd u, dochter van Sion, want, zie, Ik kom, en zal in uw midden wonen, spreekt de HEERE’’

Zacharia krijgt visioenen van God en in Zacharia 3 wordt een daarvan beschreven. Hij is aanwezig bij de troonzaal van God. Hier gebeurd er iets wat op een rechtzitting lijkt. Er staat iemand voor de troon van de rechter en er is een aanklager aanwezig; de satan. Jozua de hogepriester is de aangeklaagde en Hij representeert het gehele volk van Israël. Hij zou dan toch juist rein moeten zijn? Het grote probleem is dat juist hij wordt aangeklaagd door de satan. Ondanks dat de satan bekend staat als de grote leugenaar, laat de kleding van Jozua zien dat hij toch echt onrein is; zijn kleding is vreselijk vuil. Het staat symbool voor de schuld die vastkleeft aan de zonde van het volk. De satan laat zien dat Jozua voor niks anders meer dient dan brandhout, klaar voor het vuur. Hoe kunnen wij hier ons in verblijden?

Maar nu moeten wij letten op wat de Rechter uitspreekt. De Heere bestraft de satan. De Heere heeft de schuld en de zonde gezien en de stank van de kleding geroken. Hij spreekt echter uit dat Jozua het stuk brandhout is dat aan het vuur is ontrukt; Israël heeft vele bestraffingen doorstaan om ze tot bekering te roepen. Dit heeft ook betrekking op ons, God roept ons telkens tot bekering al dan niet met bestraffingen door onze ongerechtigheden. Hier kan maar één straf op staan. Brandhout kan maar een keer worden aangestoken en daarna is het waardeloos. Maar de Heere spreekt: ‘’Trek Jozua zijn kleding uit en trek hem een feestkleed aan en zet een tulband op. Ik heb jouw schuld en ongerechtigheid van je afgenomen.’’ Een herinwijding van de hogepriester Jozua. Dit is ook zichtbaar bij grote verzoendag, waar een tulband werd opgedaan voordat de hogepriester gezalfd werd. En ook hier is de Heere die de verzoening tot stand brengt. De Heere verkiest telkens weer het volk Isräel, het volk waar Hij wilt wonen. Is dit niet iets om te verwachten en naar uit te zien? Wanneer Jozua aan de satan overgeleverd was, en hij niks meer kon zeggen, kwam juist Gods sovereine liefde naar voren. De satan heeft nu niks meer te zeggen, hij wordt bestraft door de Heer. Jozua is vrijgesproken en het volk kan zich verblijden over de komst van God.

Jozua moet hiervoor wel wat doen. Hij kan niet terugkeren naar het oude gedrag. God spreekt weer en aan Jozua verschijnen zijn ‘’collega’s’’; het priesterlijke geslacht. Dit is een teken. Hij verteld dat Zijn Knecht, de SPRUIT, zal komen. Er komt een Nieuwe Priester uit het geslacht van David. Er wordt ook verwezen naar een steen met zeven ogen en God zal Zijn gravering erin zetten. Dit verwijst naar de tulband van de hogepriester en hierop staat geschreven: Heiligheid voor de Heere. Dit staat voor de volmaakt heilige Davidische Koning die zal komen. Op een dag zal alle ongerechtigheid worden weggenomen, voor nu definitief. De Koning komt op zijn ezel Jeruzalem in. Hij zal zwijgen voor Kajafas en zijn koninklijke gewaad juist uitdoen om deze om te wisselen voor vuile kleding. En aan het kruis zal Hij zeggen; het is volbracht. Is dit niet alles wat we nodig hebben? Of is dit te weinig voor ons? Wat willen wij nu? Er komt een moment dat wij met de vuile kleding voor de troon staan en dan moeten wij de satan gelijk geven. We gaan met alles tegen de grond. Wij kunnen alleen zwijgen. Maar hier is juist het moment dat de Hogepriester Jezus zijn mond open doet. ‘’Zwijg satan, Ik heb jouw kop vermorzeld. Hij/zij is van Mij, Ik heb hem/haar gekocht met Mijn bloed.’’ Alleen op deze manier zijn we veilig, niks van ons en alles van Hem.

Verwachten wij Hem met deze adventstijd? Of hebben wij Hem al binnen gelaten? Willen wij een zwijgende of een sprekende zaligmaker? Amen.

Categorieën